Ik stapte maandag in de trein. Voor me liep een jongen van een jaar of 20 met een schoudertas. Het was niet druk in de trein. Bijna alle 4-zits-coupés waren leeg. De ongeschreven regel is dan dat je ergens gaat zitten waar niemand zit. Raar eigenlijk! We zijn een sociaal wezen, zoeken elkaar altijd te pas en te onpas op, houden van gezelligheid, maar om een of andere reden veranderen we in de trein in een mensenschuwe soort, een eenling, iemand die zodra die een leeg plekje heeft gevonden meteen zijn terrein begint af te bakenen. Jassen, tassen, laptops, koffers alles wordt ingezet om de overige vrije plekken bezet te houden, desnoods te barricaderen. De boodschap is duidelijk: oprotten, wegwezen hier zit ik.
Schoudertas dacht daar in ieder geval heel anders over. Hij plofte meteen tegenover het meisje in de eerste 4-zits-bank neer. Ik zag het meisje vanuit mijn ooghoeken even verbaasd en geirriteerd opkijken. Wat doe jij nu! Het hele treinstel is praktisch uitgestorven en dan kom je mijn ruimte binnendenderen! Ik nam plaats in de vrije vierzits-coupé achter hen.
‘Hey,’ hoorde ik de jongen vrijwel meteen op luide toon zeggen.
‘Hallo,’ klonk het koeltjes terug.
‘En nog wat leuks gedaan het weekend?’ ging hij onverdroten verder alsof hij haar al jaren kende.
Het bleef even stil. ‘Sorry hoor, maar kennen wij elkaar?’ vroeg het meisje nu.
‘Ja joh, we volgen toch dezelfde colleges,’ hoorde ik Schoudertas enthousiast vertellen. ‘Ik zat vorige week naast je. En toen zat ik op de terugweg ook in dezelfde trein als jou. Heb je me niet gezien?’ Stilte. Ik kon haar niet zien, maar ik hoorde haar hersenen graven.
‘Oh,..eh..ja..dat zal dan wel. Sorry, maar ik ben slecht in gezichten,’ redde ze zich er krampachtig uit.
‘Ja, maar ik ben Wouter,’ zei hij alsof dat dé eyeopener was. Maar er was nu toch enige onzekerheid in zijn stem geslopen.
‘Wouter?’ hoorde ik het vragend terugkomen.
‘Ja, Wouter uit Heeswijk Dinter.’ Het kwam eruit alsof er nu wel een bel bij haar moest gaan rinkelen.
‘Oh, oh…oke…ja…Wouter, was het te snelle en totaal niet overtuigende antwoord. Maar daar bleef het bij en ik voelde dat ze zich weer in haar boek verstopte.
De beurt was weer aan Wouter. En warempel daar kwam ie. Wouter was blijkbaar een aanhouder. ‘Hoe heet jij dan,’ probeerde Wouter het doodgeslagen gesprek op gang te houden.
‘Marielle,’ zei de meisjestem zonder op te kijken.
‘Aangenaam kennis te maken,’ zei Wouter stijfjes. Het kwam eruit alsof hij het niet meer wist. Je hoorde hem van binnen vloeken om zijn eigen opmerking. Verwachtingsvol bleef hij haar aankijken, maar het meisje gaf geen krimp. Hoe langer de stilte duurde des te meer er van Wouter afstierf.
De stilte duurde 5, 6, 7 lange seconden. Kom Wouter, tijd om iets te zeggen. Slechts stilte. 8 seconden. 9 seconden. 10. Flap er iets uit man, of donder op schreeuwde ik van binnen. Maar Wouter wist het niet meer en sloeg dicht. Om zich en een houding te geven begon ie verwoed in zijn tas te rommelen alsof hij op zoek was naar een ijsbreker. Hij vond slechts studieboeken.
De volgende 20 minuten bleef het stil. De trein ging afremmen. Wouter moest eruit. Hij stond op, deed zijn schoudertas om, treuzelde en keek even schichtig naar het meisje. Jij moet er toch ook uit, zag je hem denken en hij droomde van samen oplopen. Maar ze bleef zitten, verscholen achter haar boek. Wouter gluurde nog een keer en liep toen de coupé uit. De trein stopte. Het meisje sloeg haar boek bliksemsnel dicht, pakte haar spullen en haastte zich de trein uit.
Een minuut later toen mijn trein weer begon te rijden zag ik ze lopen. Eerst het meisje. Net iets te verdiept in haar smartphone. Dertig meter verderop Wouter, treuzelend en nog omkijkend ook, de lul.
Wat is Wouter een eikel.